|
||||||||
Het is niet echt lang geleden, dat we hier nogal uitbundig de lof zongen van Marjo Smolander en kijk, daar zorgen de wondere wegen der distributie er voor, dat we haar hier terugvinden, deze keer in gezelschap van Paulina Kauppila onder de noemer Zäpämmät. Smolander stelden we toen al uitgebreid voor: uitstekende kantele-speelster, die ook melodica en ngoni in haar muziek binnensmokkelt. Kauppila heeft net als Smolander een zwak voor muziekjes van overal ter wereld en Afrika in het bijzonder. Voor deze plaat, die al van 2019 dateert, maar die door Corona-toestanden pas half 2020 serieuze release kreeg in het Noorden van Europa en nu , dankzij Xango Music, ook bij ons te verkrijgen is. Nu ik de plaat een flink aantal keren gedraaid en beluisterd heb, kan ik met de hand op het hart zeggen dat ik blij ben dat ze hier beschikbaar is: het is namelijk een heel fijne verzameling liedjes, die er wonderwel in slagen de puur Finse folk -die vooral aan de vocale kant en in het gebruik van de kantele te situeren is- organisch te laten samenvallen met de AfroBraziliaanse klank van de berimbau. Dat zouden we vroeger met de onzalige term “wereldmuziek” omschreven hebben, maar heet sinds enige tijd “global” en wat dat bepaalt, is de resolute weigering van de twee dames om zich door enige grens te laten afremmen: ze zingen hun liedjes in het Fins, maar kleuren die in met de instrumenten en klanken vanuit hun geliefde Afrika. Dat merk je al zodra je opener “”Heitan Surini” beluistert: de Värttinä-achtige vocalen die je onmiddellijk duidelijk maken dat je naar Finse zang luistert, worden na minder dan twintig seconden simpelweg naar Afrika verplaatst, zodat je in een heel aparte, nieuwe muzikale omgeving terecht komt. “Mummoni” (“Oma”) illustreert dat Finland een Russisch kantje heeft, want zelfs als je, zoals ik, geen Fins begrijpt of als je het CD-boekje nog niet gelezen hebt, laat het herhaalde gebruik van van het woordje “baboosjka” weinig aan de verbeelding over. “Aiti” drijft op een heerlijk loom maar dreunend Afrikaans Ritme en “Minun Maa” (“My Land”) begint als een slaapliedje, maar evolueert geleidelijk naar een heuse Hymne. Dan is het tijd voor de kernstukken van de plaat: het trio “Poika Poloinen” (“Poor Boy”), “Juostaan Järveen” (“Let’s Run Into The Lake”) en “Sukuni Sorjat Siirit” (The Wise Women of my Family”) zorgen voor een ijzersterk kwartier muziek, waarvan ik vaststel dat ik ze alledrie geregeld op “repeat” beluister omdat ze met z’n drieën eigenlijk de korte inhoud weergeven van wat de hele plaat is: het perfecte huwelijk tussen Finse en Afrikaanse muziek. Het klinkt allemaal heel eenvoudig en vanzelfsprekend, al stel ik me voor dat elk van de songs wel zijn eigen struikelblokjes kent. Dit is een plaat die heel vanzelfsprekend klinkt en net daarom zo aantrekkelijk is: dit is muziek, waarbij je spontaan aan post-Covid en de heropende cultuurhuizen gaat denken en mij zou het ten zeerste benieuwen deze dames live aan het werk te kunnen zien. Ik denk dat een concert van hen wel eens tot de memorabele momenten uit het leven van een concertganger zouden kunnen gaan behoren. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||